Berekenen van overstromingsschade aan woningen : nieuwe inzichten voor financiële toepassingen
Author(s) |
H. de Moel
|
Endendijk. T.
|
D. van Ederen
|
S.E. Juch
|
C.H. van Ginkel
Publication type | Report Deltares
Overstromingsschade in Nederland wordt berekend met behulp van de Standaardmethode berekening Schade en Slachtoffers die is vastgelegd in de Schade en Slachtoffer Module (SSM). SSM2023 is onderdeel van het waterveiligheidsinstrumentarium van Rijkswaterstaat en is ontwikkeld om in beleidsanalyses de schade die ontstaat aan diverse landsgebruikstypes, als gevolg van grootschalige overstromingen te kunnen berekenen. Eén van deze landsgebruikstypes is woningen.
In toenemende mate wordt ook binnen de financiële sector gebruik gemaakt van SSM2023. Bijvoorbeeld als bouwsteen bij het vaststellen van verzekeringspremies, het maken van investeringsbeslissingen, en bij het stresstesten van bestaande hypotheekportfolio’s. SSM2023 wordt hierbij op een andere manier gebruikt dan oorspronkelijk bedoeld. SSM2023 is bedoeld voor analyses op gebiedsniveau, maar door de financiële sector wordt de schade per woning berekend. Bovendien wordt vaak alleen gekeken naar woningen, en niet naar de som van de overstromingsschade aan alle landsgebruiksklassen. Verder is het onderscheid tussen opstal- en inboedelschade voor de financiële sector belangrijk omdat hiervoor verschillende verzekeringsproducten bestaan en omdat alleen de woningwaarde (niet de inboedel) meetelt als onderpand van een hypotheek.
Er zijn verschillende aanwijzingen dat juist deze opstalschade aan residentieel vastgoed door SSM2023 wordt onderschat. Het doel van deze studie is het inventariseren van deze aanwijzingen, om te bepalen of er gronden zijn op basis waarvan we het gebruik van de huidige SSM2023-schadefuncties voor financiële stresstests moeten ontraden.
De conclusie van deze studie is dat het zeer waarschijnlijk is dat SSM2023 de opstalschade aan eengezinswoningen onderschat voor waterdieptes van 0 tot 2 meter. Bij de beschouwing van inboedelschades is geen sterke afwijking gevonden. Voor de onderschatting in de opstalschade functie zijn drie aanwijzingen.
De eerste aanwijzing is de vorm van de SSM2023 opstalschadefunctie: de schade blijft tot 2 meter overstromingsdiepte relatief laag en begint pas vanaf 2 meter sterk toe te nemen. Internationale schadefuncties hebben een andere vorm; de schade neemt bij lage waterdieptes snel toe en begint rond 2 meter juist af te vlakken. Deze afwijkende vorm van SSM2023 lijkt terug te voeren te zijn op empirische waarnemingen van schade aan boerderijen na de stormvloed van 1953. Binnen SSM2023 lijkt in de vorm van de schadefuncties ook een inconsistentie te bestaan tussen de opstalschade aan eengezinswoningen en appartementen. Bij eengezinswoningen loopt de schade veel minder snel op dan bij appartementen.
De tweede aanwijzing volgt uit enquête-onderzoek naar de overstromingen van Limburg in juli 2021. In het enquête-onderzoek hebben 312 huishoudens de waterdiepte in hun woning en de opgetreden schade gerapporteerd. De gerapporteerde opstalschades liggen veel hoger dan verwacht op basis van SSM2023. Bij 1 meter waterdiepte ligt de schade een factor 8 hoger, en bij 2 meter waterdiepte een factor 4.
De derde aanwijzing volgt uit een analyse van verzekeringsclaimsdata over dezelfde gebeurtenis. De claimsdata ligt iets lager dan het enquête-onderzoek, maar nog steeds veel hoger dan verwacht op basis van SSM2023 . Bij 1 meter waterdiepte gaat het om een factor 6, bij 2 meter om een factor 3.
De omstandigheden in Limburg zijn niet representatief voor een ‘gemiddelde’ overstroming in Nederland, zowel qua overstromingsbeeld (heuvelland, veel buitendijks gebied) als qua blootgestelde woningen (veel grote vrijstaande huizen, soms met adaptatiemaatregelen). We moeten daarom voorzichtig zijn in het trekken van al te stellige conclusies, op basis van slechts één gebeurtenis. Bij het langslopen van de verschillen tussen Limburg en de rest van Nederland, valt echter op dat evt. correcties het verschil met SSM2023 vermoedelijk eerder zouden vergroten, dan verkleinen.
De onderschatting van de opstalschade door SSM2023 lijkt dermate groot dat we de financiële sector adviseren de huidige SSM2023 opstalschadefunctie voor eengezinswoningen niet voor hun doeleinden op objectniveau te gebruiken. Op veel plekken in Nederland ligt de verwachte overstromingsdiepte immers in het domein van 0 tot 2 m. Op deze plekken wordt de overstromingsschade en het overstromingsrisico voor individuele woningen sterk onderschat.
Wie het risico niet wil onderschatten bij het doen van investeringsbeslissingen, bepalen van verzekeringspremies en het doen van financiële stresstests, kan voorlopig beter gebruik maken van de opstalschadefuncties van Endendijk et al. (2023a) en van Van Ederen et al. (2025, in voorbereiding), die in dit rapport worden gepresenteerd en toegelicht.
Hoewel deze studie niet bedoeld is als evaluatie van SSM2023 in brede zin, bevelen we aan een dergelijke evaluatie wel te doen. In een update van SSM kunnen de nieuwe empirische inzichten worden meegenomen. Onze aanbevelingen voor een dergelijke update zijn:
• Hanteer een eenduidige definitie van opstal- en inboedelschade, het liefst één die consistent is met de definitie die verzekeraars hanteren.
• Herzie de huidige schadefunctie met als een belangrijke basis de empirische data zoals gepresenteerd in dit rapport, waarbij de volgende aspecten expliciet moeten worden meegenomen:
o Representativiteit van de woningvoorraad
o Effect van adaptatiemaatregelen
o Extrapolatie naar grotere waterdieptes
• Geef meer inzicht in de onzekerheid rond de uitkomsten van SSM. Bijvoorbeeld door hier meer aandacht aan te geven in de SSM documentatie of door zelfs expliciet te gaan werken met onzekerheidsbanden rondom de schadefuncties.
• Overweeg de functies uit te drukken ten opzichte van een bestaande betrouwbare index voor schade of bouwkosten, die jaarlijks geüpdatet wordt .
• Onderzoek hoe de aangepaste schadefuncties doorwerken op het schade- en risicobeeld in Nederland.