Casussen : integrale afweging vervangingsvarianten bij fictieve case oeverconstructie

Natte kunstwerken (zoals sluizen, stuwen, gemalen en damwanden) bereiken op een gegeven moment einde levensduur. Door bij verouderende natte kunstwerken tijdig in te grijpen, kan worden voorkomen dat de betrouwbaarheid, beschikbaarheid, onderhoudbaarheid en veiligheid van de waterinfrastructuur in het geding komen. Het komen tot goed onderbouwde beslissingen aangaande toekomstbestendige investeringen voor deze natte kunstwerken met einde levensduur vereist dat in de besluitvorming de beschikbare technische, functionele en economische kennis van de kunstwerken en de betreffende netwerken optimaal wordt benut. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met effecten van socio-economische, klimatologische en beleidsmatige ontwikkelingen. In het Kennisprogramma Natte Kunstwerken (KpNK) is ten behoeve van het doorlopen van de Regio-analyse en Planfase volgens de VenR-Doorklikplaat een iteratieve werkwijze ontwikkeld om beslismoment 1 (BM1 - Regioanalyse) en beslismoment 2 (BM2 - Planfase) goed en navolgbaar voor te bereiden en te onderbouwen. Kern van de iteratieve werkwijze is stapelbaarheid. Hiermee wordt een herhaling van processtappen bedoeld waarbij in iedere herhaling (iteratie) er meer en/of betere informatie wordt verkregen voor onderbouwing van keuzes. Er wordt stapsgewijs gewerkt, van grof naar fijn met voortschrijdend inzicht, om onderbouwd te komen tot VenR-beslissingen (hier de oplossingsrichting, varianten en voorkeursvariant). Verkregen informatie, uitgangspunten en beargumenteerde keuzes worden transparant en eenduidig opgeschreven zodat bij vervolgvragen in het VenR-proces hier op kan worden voortgebouwd. In de werkwijze wordt rekening gehouden met de verschillende functies en (onzekere) toekomstontwikkelingen (drivers). Er is bij de opzet van de werkwijze zoveel mogelijk gepoogd aan te sluiten bij de gangbare werkwijzen van Rijkswaterstaat.