Kombergingsrapportage Vlie : overzicht van informatie en kennis van het fysisch systeem (versie 2024)
Auteur(s) |
C.H. Meijers
Publicatie type | Rapport Deltares
Dit rapport is de kombergingsrapportage van het bekken van het Vlie. Een kombergingsrapport heeft twee functies. Het bevat de actuele kennis van de morfologie en is een naslagwerk voor de beheerders van de Waddenzee (beheerbibliotheek). Het voorliggende rapport is een update van de versie uit 2019, die de bekkens van het Marsdiep en het Vlie in één rapport beschreef. Vanwege de behapbaarheid is besloten deze bekkens te beschrijven in twee separate rapportages. In deze update zijn inzichten uit de nieuwste studies verwerkt en zijn figuren geactualiseerd met de meest recente bodemdata.
In dit rapport wordt het Vlie besproken aan de hand van verschillende schaalniveaus, waarbij wordt begonnen met de grootschalige kenmerken van het hele bekken en in de daaropvolgende hoofdstukken wordt ingezoomd. Tot slot wordt de gehele ontwikkeling en systeemwerking van het Vlie samengevat in een conceptueel model in Hoofdstuk 9. Lezers die een overkoepelend beeld willen vormen van het systeemgedrag van het Vlie en de samenhang tussen verschillende ontwikkelingen willen begrijpen wordt aangeraden zich te richten op dit hoofdstuk. Het laatste hoofdstuk, Hoofdstuk 10, beschrijft de samenhang tussen de (morfologische) ontwikkelingen in het Vlie zoals beschreven in dit rapport en de belangrijkste gebruiksfuncties en beheervragen. Hier worden onder anderen waterveiligheid, bereikbaarheid van havens, natuur en schelpenwinning besproken.
Macroschaal (schaal van het bekken)
Hoofdstuk 3 beschrijft de hydrodynamica van het Vlie. Het bekken is sterk beïnvloed door de afsluiting van de Zuiderzee in 1932. Zo nam de getijslag bij Harlingen na de afsluiting met 40% toe en namen door de toegenomen getijslag ook de debieten door het zeegat in eerste instantie toe. De huidige trend is dat de debieten en stroomsnelheden juist licht afnemen, met name nabij de kust. Het zoutgehalte in het Vlie is zeer variabel en wordt sterk beïnvloed door de spuisluizen in de Afsluitdijk.
In Hoofdstuk 4 wordt de morfologische ontwikkeling van het Vlie besproken, waarbij eerst wordt ingegaan op de historie vanaf het ontstaan van een gedeeld bekken van het Marsdiep, Vlie en de Zuiderzee (§4.1 en bijlage B). De afsluiting van de Zuiderzee had een grote invloed op het bekken: de wantijen verplaatsen in (noord)oostelijke richting, er ontstond een nieuw morfologisch wantij tussen het Marsdiep en het Vlie en geulen die vroeger doorliepen naar de Zuiderzee trokken zich terug (§4.2). De geulen in het zuiden en westen van het Vlie nemen hierdoor nog altijd in omvang af (§4.3).
In sedimentbalansen die zijn opgesteld voor de Waddenzee is te zien dat de afsluiting van de Zuiderzee zorgde voor een trend van sedimentimport in het bekken (Hoofdstuk 5, §5.1). Dit leidde tot sedimentatie en een toename van het plaatareaal, wat gepaard ging met een afname van het subgetijdegebied. Deze trend was het sterkste in de decennia na de afsluiting en is sindsdien afgezwakt, al importeert het bekken nog steeds netto sediment. Wanneer de volumeverandering in meer detail wordt bekeken valt op dat met name de plaatgebieden dichtbij de Friese kust toenemen in volume, oppervlakte en hoogte, terwijl centraal in het bekken en nabij de eilandkusten juist sprake is van erosie (§5.2).
Mesoschaal (schaal van geulen en platen)
In de hoofdstukken die hierop volgen wordt ingezoomd op individuele elementen zoals geulen, platen en kwelders. Hoofdstuk 6 beschrijft de ontwikkelingen van de belangrijkste getijgeulen, waaronder de geulen waar baggeronderhoud plaatsvindt, op volgorde van nabij het zeegat tot achterin het bekken. Hoofdstuk 7 behandelt vervolgens enkele belangrijke en kenmerkende wadplaten: de Richel en Engelschhoek nabij het zeegat, die worden gevoed door een sterke aanvoer van sediment vanuit de buitendelta. Grienderwaard in het centrale deel van het bekken kent een erosieve trend, terwijl de Vlakte van Oosterbierum en Ballastplaat nabij de Friese kust juist sterk ophogen en uitbreiden, waarbij de slibgehaltes toenemen. Tot slot wordt een overzicht van de belangrijkste kwelders (zowel vastelands- als eilandkwelders) en hun ontwikkeling gegeven in Hoofdstuk 8.