Kwalitatieve duiding van het effect van de Deltascenario's 2024 op de zoetwateropgave
Auteur(s) |
M.J.P. Mens
|
E.M. Mes
|
J.R. Pouwels
|
G. Emidio Horta Nogueira
|
J.M. Reusen
Publicatie type | Rapport Deltares
Voor de herijking van het Deltaprogramma Zoetwater en de onderbouwing van aanvullende maatregelen is inzicht nodig in de zoetwaterknelpunten nu en in de toekomst. Hiervoor zijn berekeningen uitgevoerd met het Nationaal Water Model, waarmee de effecten kunnen worden gekwantificeerd van nieuwe inzichten in het systeem, uitgevoerde en reeds geplande maatregelen, en nieuwe Deltascenario’s.
De meest recente Deltascenario’s uit 2024 beschrijven de toekomstige ontwikkeling van klimaatverandering (KNMI’23), inspanningen om broeikasgassen te reduceren en socio-economische en ruimtelijke ontwikkelingen in Nederland. Als alternatief voor de doorrekening van de Deltascenario’s met het Nationaal Water Model, ook wel bekend als de Basisprognoses (BP24), beschrijft dit rapport de belangrijkste verschillen tussen de eerdere doorrekening met de vorige Deltascenario’s (Basisprognoses 2018, met KNMI’14) en de uitgangspunten en de modelinvoer van BP24. Het doel was om een kwalitatieve duiding te geven van de verandering van de zoetwaterknelpunten.
Het neerslagtekort neemt in een warmer klimaat sneller toe dan eerder gedacht. Een groter neerslagtekort werkt direct door in een grotere watervraag voor beregening en peilbeheer. Een aantal nieuwe inzichten heeft ook geleid tot een grotere watervraag: een grotere doorspoelvraag voor het beperken van zoutindringing in het IJsselmeer, de grotere doorspoelvraag van polders en boezems (vooral in zichtjaar 2100), en de grotere watervraag door peilopzet in het veenweidegebied.
Samen zal dit naar verwachting tot grotere watertekorten leiden in laag Nederland, met name bij frequentere droogtes (herhalingstijd van ongeveer 10 jaar). De grove waterbalansberekening voor drie regio’s in laag-Nederland laat zien dat de maatregelen in de voorkeursstrategie zoetwater uit de tweede fase van het Deltaprogramma niet voldoende zijn om de toename van het watertekort te compenseren. Daarmee wordt verwacht dat de zoetwateropgave sinds de besluitvorming over de maatregelen voor de tweede fase netto groter is geworden.
Door de grotere toename van zomerverdamping zullen de zomergrondwaterstanden (GLG) in de KNMI’23 Hd-scenario’s verder uitzakken dan in KNMI’14 Wh-scenario’s, met name in de ontwaterde gebieden op de hoge zandgronden. We bevelen aan om dit met grondwaterberekeningen verder te onderzoeken.
We concluderen verder dat de beschikbare BP18 gegevens een onderschatting geven van de zoutproblematiek in de Rijn-Maasmonding en adviseren voor beleidsanalyses rekening te houden met hogere frequenties en duur van verzilting en daarmee inzet van de Klimaatbestendige Wateraanvoer voor west-Nederland.