Piping in getijdenzand - Hoogheemraadschap Delfland : impactanalyse van kennisontwikkeling

In de afgelopen jaren is vastgesteld dat getijdenzand minder pipinggevoelig is dan rivierzand, het type zand waarvoor de pipingrekenregel van Sellmeijer is afgeleid. Dit betekent dat de berekende overstromingskans van keringen rustend op getijdenzand op basis van deze rekenregel te groot is. Het Hoogheemraadschap Delfland wil de recente kennis over piping in getijdenzand gaan meenemen in hun beoordeling van de keringen. Specifiek is Deltares gevraagd voor het: 1. Een kaart met voorkomen getijdenzand binnen Delfland, met daarop ook de locatie van de primaire en regionale keringen. 2. Nakijken van de afgekeurde trajecten (3 stuks) of deze op basis van het voorkomen van getijdenzand goedgekeurd kunnen worden. Tevens controle van de doorlatendheidswaarde en de d70. 3. Verder wordt Deltares gevraagd rekening te houden met een controle van de gebruikte invoerparameters op piping, met name doorlatendheid. De analyse laat zien dat bij de keringen vrijwel al het zand dat binnen 4 m onder maaiveld begint uit getijdenzand bestaat. In het westelijk deel van het beheergebied bestaat het bovenste zand onder de kering soms uit strand- en vooroeverafzettingen, deze kunnen niet tot getijdenzand gerekend worden. Voor het getijdenzand kan een minimale sterktefactor van 1,4 toepast worden. Een deel van het getijdenzand zal uit getijdenplaatafzettingen bestaan, deze zijn in het geheel niet-pipinggevoelig. Op basis van deze studie is geen onderscheid te maken tussen getijdenplaat- en getijdengeulzand. Voor de drie afgekeurde regionale keringen geldt dat hoge waardes voor doorlatendheid zijn gebruikt, dit zou zeker geoptimaliseerd kunnen worden. Dit geldt overigens ook voor de reeds goedgekeurde locaties. Voor twee locaties wordt geadviseerd de boezem niet te diep te baggeren, om voldoende intredeweerstand te behouden. Laatste onzekerheden kunnen weggenomen worden middels het plaatsen van peilbuizen en een aantal sonderingen.