Het eerste scenario gaat uit van een maximale inzet van technologie bij zoveel mogelijk behoud van de landbouwproductie. Het tweede scenario gaat uit van een landbouw die natuurinclusief wordt. In beide scenario’s komen de doelen in 2050 voor natuur binnen bereik en stijgt ook het doelbereik voor de KRW fors. Maar er zijn grote verschillen voor de rol van de landbouw in Nederland, het type natuur dat profiteert, en het aanzicht van het landelijk gebied.

In beide scenario’s ziet Nederland er over 25 jaar veel groener uit. Er zal meer natuur zijn, er zullen veel meer soorten duurzaam voorkomen, en het water zal schoner zijn. In het intensief-technologische scenario behoudt een groot deel van de Nederlandse landbouw zijn positie en zetten we in op aaneengesloten natuurgebieden en strikte ruimtelijke ordening.

Berekeningen in de scenario’s

De berekeningen voor de waterkwaliteit in de scenario’s zijn gemaakt met de KRW-Verkenner. Een analyse instrument dat wordt gebruikt om het effect van de maatregelen te berekenen die worden genomen om de doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen. De berekeningen die we hebben gemaakt waren voor nutriënten (voedingsstoffen) en de biologie.

Intensief technologisch scenario

In het intensief technologisch scenario zorgt de technologie voor een reductie in de bemesting waardoor het doelbereik voor stikstof (N) stijgt van 60% in 2027 naar 69%. en voor fosfor (P) van 57% naar 65% in 2050.

Door deze nutriëntenreducties in combinatie met aanvullende inrichtingsmaatregelen stijgt het doelbereik voor de biologie fors van 55% in 2027 naar 75% (gemiddelde van de 4 kwaliteitselementen vis, overige waterflora, macrofauna en fytoplankton) in het Intensief-technologisch scenario.

Natuurinclusieve scenario

De forse reductie van de bemesting zorgt ervoor dat het doelbereik van 60% naar 74% stijgt voor stikstof (N) en naar 68% voor fosfor (P) in 2050.

Voor de biologie zien we in dit scenario door de sterke afname van de nutriënten, ook weer in combinatie met aanvullende inrichtingsmaatregelen een nog sterkere stijging van het doelbereik: van 55% in 2027 naar 80% in 2050 (gemiddelde van de 4 kwaliteitselementen).

Doelbereik nog geen 100%

In beide scenario's zien we weliswaar een stijging van het doelbereik voor de KRW, maar nog geen volledig doelbereik. Dit geeft aan dat naast de emissiereductie van nutriënten en inrichtingsmaatregelen nog aanvullende maatregelen nodig zijn om de waterdoelen te halen. Hierbij zijn vooral van belang: de toxiciteit van het water (door bestrijdingsmiddelen en andere chemicaliën) de buitenlandse aanvoer van stoffen en de emissies vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallaties.

Hydrologisch herstel van verdroogde natuurgebieden

Naast de stikstofdepositie is verdroging en aantasting van het watersysteem een andere dominante factor die de condities voor de natuurgebieden belemmert. In 94 procent van de door de Ecologische Autoriteit onderzochte NATURA2000-gebieden was dit het geval. Het gaat veelal om structureel te lage grondwaterstanden en verminderde of verdwenen kwelstromen. Om deze structurele verdroging tegen te gaan, zijn er vooral aanpassingen nodig buiten de natuurgebieden.

In beide scenario’s zijn daarvoor drie verschillende categorieën aanpassingen opgenomen. Het gaat hierbij om:

  1. Water langer vasthouden, door de ontwatering sterk terug te dringen (minder sloten, minder diep en hogere peilen)
  2. Minder grondwater onttrekken voor bijvoorbeeld beregening of drinkwater.
  3. Meer grondwater aanvullen, door ander landgebruik (bijv. naaldbos vervangen door loofbos) of actief infiltreren van regenwater of oppervlaktewater

In beide scenario’s gaat het om systeemherstel maar bij het natuurinclusieve scenario wordt uitgegaan van een meer natuurlijke hydrologische inrichting van het landschap.

Vernatting in overgangszones rondom natuurgebieden is noodzakelijk om de natuurdoelen te halen. Deze vernatting gaat hand in hand met de extensivering van de landbouw. Berekeningen tonen aan dat met aanpassingen van de ontwatering in overgangszones van 500 meter rondom, al een significant effect wordt bereikt op de grondwaterstand en kwel in natuurgebieden. Maar in sommige situaties zal deze zone breder moeten zijn.

In beide scenario’s is het nodig de veenweidegebieden te vernatten om broeikasgasuitstoot terug te dringen en de kwaliteit van de natuur te verbeteren. In het natuur inclusieve scenario wordt het waterpeil sterk verhoogd in alle veengebieden (tot 20 cm onder het maaiveld) terwijl in het intensief-technologische scenario deze vernatting alleen in de overgangsgebieden gebeurt.

Grondbeleid en keuzes voor klimaatdoel van groot belang

De scenario’s laten duidelijk zien dat de opgave verschilt, maar dat er in vergelijking met de huidige situatie hoe dan ook op grote schaal anders zal moeten worden omgegaan met grond. Dat betekent het omzetten van landbouwgrond naar natuur, de extensivering van landbouw, maar ook omvorming van natuur, vernatting van veenweiden, en het anders inrichtenvan beekdalen. Dit zijn voorwaarden om de doelen voor natuur en waterkwaliteit binnen bereik te kunnen brengen.

Naast de grote grondopgave valt op dat met de huidige stand van de techniek niet stikstofemissies, maar de broeikasgasemissies de meest beperkende factor kunnen gaan worden voor de omvang van de melkveehouderij.

Daarnaast moeten de broeikasgasemissies die vrijkomen door landgebruik, mogelijk worden gecompenseerd of opgevangen in extra, nog aan te planten bos, dus boven op de al genoemde arealen. Dit zal afhangen van het nog politiek vast te stellen klimaatdoel voor landbouw en landgebruik.

Deze pagina delen.