Wat is de Zeespiegelmonitor?

De Zeespiegelmonitor is een periodieke rapportage van de ontwikkeling van de zeespiegel langs de Nederlandse kust. Deze wordt door Deltares in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat bijgehouden. In de Zeespiegelmonitor worden de metingen van zowel de getijdestations als satellieten geanalyseerd. Daardoor kan de stijging langs de Nederlandse kust vergeleken worden met de wereldwijde stijging. Ook wordt rekening gehouden met de bodemdaling bij de getijdenstations.

Hoe vaak wordt de Zeespiegelmonitor gepubliceerd?

Sinds 1890 worden op zes Nederlandse kuststations metingen van de waterstand gedaan waaruit een gemiddelde zeespiegelstand berekend kan worden. Van 1970 tot 2010 werd de jaargemiddelde zeespiegelstijging elke tien jaar gerapporteerd in de zogeheten jaarboeken. Sinds 2011 gebeurt dit jaarlijks in een online rekendocument. Eens in de vier jaar, voor het eerst in 2014, wordt een nadere analyse van de resultaten aan de gepubliceerde Zeespiegelmonitor toegevoegd.

Waarvoor wordt de zeespiegelstand aan de Nederlandse kust bijgehouden?

Zeespiegelstanden worden wereldwijd, waaronder de zes Nederlandse hoofdkuststations gemeten. Doel van de zeespiegelmonitor is om op basis van de Nederlandse waterstandsdata de stand en ontwikkeling van de zeespiegel langs de Nederlandse kust vast te stellen. Dit wordt gebruikt om de uitvoering van het waterveiligheidsbeleid te ondersteunen. Het gaat in het bijzonder om de gemiddelde hoeveelheid jaarlijks te suppleren zand en beoordelingen en ontwerpen van waterkeringen. De gegevens van de Zeespiegelmonitor worden ook toegepast bij vergunningen van gas- en zoutwinning onder de Waddenzee.

De stand van de zeespiegel wordt elk jaar vastgesteld. Ze is het resultaat van daadwerkelijke (absolute) stijging van de zeespiegel en bodemdaling. Zeespiegelstijging ten opzichte van de lokale bodem wordt aangeduid als relatieve zeespiegelstijging. In de zeespiegelmonitor wordt de zeespiegelstijging berekend als een trend die bruikbaar is om de ontwikkeling voor de eerstkomende 15 jaar in te schatten. Het meetprogramma en bijbehorend onderzoek vallen onder de programma’s voor Kustbeleid en -beheer.

Naast bovengenoemde metingen en de toekomstprojecties zijn er de zeespiegelscenario’s voor langere termijn. Het KNMI stelt deze op, voor de Nederlandse Kust en ook wereldwijd. Deze scenario’s worden gebruikt voor de lange termijn planning van de hoogwaterbescherming, zoetwaterbeheer en ruimtelijke ordening. Deze scenario’s worden gebaseerd op onder andere IPCC klimaatanalyses.

Hoe vertaalt de zeespiegelstand zich tot suppleties langs de Nederlandse kust?

Het Nederlandse beleid is erop gericht de kustlijn te handhaven, door de hele kustzone met zand te laten meegroeien met de zeespiegel. Dit beleid is onderdeel van het Nationaal Waterplan en de uitvoering vind plaats in het programma Kustlijnzorg. In de berekening van de hoeveelheid benodigd zand zit ook de snelheid van zeespiegelstijging verwerkt. Het suppletiebeleid is onderdeel van een omvangrijk pakket waterveiligheidsmaatregelen. Dit maakt het nodig om afspraken en methoden voor de bepaling van zeespiegelstijging voor een aantal jaar vast te leggen.

Mede op grond van de zeespiegelmetingen heeft Rijkswaterstaat in 2021 een advies geformuleerd (Kustgenese 2.0) om voor de komende 15 jaar uit te gaan van 11 mln. m3 per jaar. Dit advies wordt over enkele jaren weer tegen het licht gehouden tijdens de zogenaamde herijking van de voorkeurstrategie.

Hoe meten we de zeespiegel in Nederland en wereldwijd?

Langs de Nederlandse kust en estuaria worden sinds 1700 de zeewaterstanden gemeten, ten opzichte van het NAP. Dit wordt momenteel op 51 plaatsen routinematig gedaan, en op de hoofdstations op 10-minuten basis. In de Zeespiegelmonitor wordt een gemiddelde zeespiegelstand bepaald op grond van de zes hoofdstations (Delfzijl, Harlingen, Den Helder, IJmuiden, Hoek van Holland, Vlissingen). Door hun geografische spreiding geven de metingen een goed beeld van de gemiddelde zeespiegelstand langs de Nederlandse kust. De oudste meting van een hoofdstation stamt uit de 18e eeuw. De zes hoofdstations staan gefundeerd op heipalen, maar ook die heipalen bewegen door geologische bodemdaling en door bodemdaling als gevolg van delfstofwinning. Dit beïnvloedt de metingen op die stations.

Wereldwijd worden sinds 1993 de zeespiegelstanden ook gemeten met behulp van satellieten. Met deze satellietmetingen is het mogelijk om een beeld te maken van de (gemiddelde en ruimtelijk variabele) zeespiegelstand over de gehele aarde. Deze metingen vinden eens per 1 tot 3 dagen plaats. De satellieten meten ten opzichte van hun baan die wordt beïnvloed door het zwaartekrachtveld van de aarde; deze metingen worden niet of nauwelijks beïnvloed door bodemdaling. De gemeten zeespiegelstand op basis van satellietmetingen wordt daarom absoluut genoemd.

Wat is de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust en wereldwijd?

De mondiale zeespiegelstijging gemiddeld over de periode 1901 – 2022 bedraagt ca 1.7 0.4 mm/jaar (IPCC). Over de recente periode 2006 – 2018 rapporteert datzelfde rapport een zeespiegelstijging van 3.7 0.5 mm/jaar. De Amerikaanse dienst NOAA rapporteert een stijging van 3.0 0.4 mm/jaar tussen 1993 en nu.

Ook voor de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust varieert de waarde met de gebruikte periode en met de gebruikte methode. Volgens de rapportage Zeespiegelmonitor 2022 is er over de periode tussen 1890 en 1993 een gemiddelde zeespiegelstijging van 1.8 ± 0.1 mm/jaar opgetreden, en vanaf 1993 een gemiddelde waarde van 2.9 ± 0.4 mm/jaar.

De zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust is sinds 1993 versneld, terwijl eerder werd gedacht dat er geen versnelling was. Hoe komt dat?

Het belangrijkste doel van de zeespiegelmonitor is het vaststellen van de huidige zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust. Het beleid ten aanzien van handhaving van de kust met suppleties is daar weer de belangrijkste gebruiker van. De vastgestelde zeespiegelstijging is belangrijk voor het vaststellen van de jaarlijkse suppleties. Ook is belangrijk te weten hoe de zeespiegel zich ontwikkelde in de voorbije jaren, om goed te duiden hoe de kust reageerde op het samenspel van zeespiegelstijging en suppleties.

Gegeven dit doel is een methodiek gekozen waarbij als representatie een combinatie gezocht wordt die enerzijds ‘zo eenvoudig mogelijk is’ (een rechte lijn is daarvan het beste voorbeeld) en anderzijds ‘de metingen zo goed mogelijk samenvat’. Tot aan 2022 (met data tot en met 2021) volgde uit de methodiek een rechte lijn.

Vanaf 2023 (met data tot en met 2022) is het oordeel dat, om een waarde voor de zeespiegelstijging te gebruiken voor de komende 15 jaar kustbeheer, uit moet worden gegaan van de gemiddelde stijging gedurende de laatste dertig jaar. Hierbij speelt zowel een rol dat de data sinds 2018 hoger ligt en past bij een model met een hogere snelheid van stijging sinds begin jaren ‘90. Elk datapunt is gebaseerd op meer dan 260.000 individuele metingen van de waterstand. Ook draagt bij dat is overgestapt van een Amerikaans windmodel (NCEP1) naar een Europees windmodel (ERA5) dat is vertaald naar stormopzet. In de methodiek is altijd opgenomen geweest dat, als er een versnelling is, het van belang is dit snel te constateren. Dit is gerapporteerd in de rapportage Zeespiegelmonitor 2022 .

Waarom verschilt de zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust van de wereldgemiddelde zeespiegelstijging?

De bijdragen van processen die de wereldwijde zeespiegelstijging bepalen zijn niet homogeen verdeeld over de ruimte en de tijd. Daardoor verschilt op vrijwel elke plaats de lokale zeespiegelstijging van het wereldgemiddelde tempo. Lokale metingen zijn daarom niet representatief voor de wereldgemiddelde zeespiegelstijging. Voor Nederland spelen met name de regionale effecten van de statistiek van winden en stormen, de zwaartekracht-effecten van het massaverlies van de Groenlandse ijskap, fluctuaties in grote oceaanwervels en lokale afwijkingen van de warmte-opname door zeewater een rol.

Ook is de onzekerheid van de bepaling van de zeespiegelstijging op lokale schaal relatief groot. Om een betrouwbare trend te kunnen vaststellen zijn er lange tijdseries nodig. Nederland heeft de langste reeks waarnemingen in de wereld (startend aan het begin van de 17e eeuw). De metingen sinds 1890, wanneer er ook meerdere stations zijn, zijn precies genoeg voor het doel van de Zeespiegelmonitor. Analyse van deze meetserie laat duidelijk zien dat het zeeniveau langs de Nederlandse kust sterk samenhangt met de windcondities. Afhankelijk van o.a. deze windcondities kunnen de variaties in zeeniveau tussen twee opeenvolgende jaren 10 cm zijn. Ondanks deze grote jaar-op-jaar variaties is een zeer duidelijke trend van een stijgende zeespiegel te zien.

Welke gevolgen heeft zeespiegelstijging voor Nederland?

Het KNMI geeft aan dat een mogelijk grote versnelling van de zeespiegelstijging op zijn vroegst vanaf 2050 merkbaar wordt. Wel is er nog veel onzeker over de wijze waarop de versnelde zeespiegel­stijging precies doorwerkt in de veiligheid en de verzilting van grond- en oppervlaktewater. Tevens moet verkend worden hoe grote/kapitaalintensieve maatregelen met een lange levensduur adaptiever uitgevoerd kunnen worden, zodat beter ingespeeld kan worden op onzekere ontwikkelingen.

Voor de Nederlandse zandige kust zijn de effecten van zeespiegelstijging:

  • Bij een versnelde zeespiegelstijging is er in de verdere toekomst meer zand voor suppleties nodig. Dit is afhankelijk van toekomstige keuzes over hoe de kust wordt gehandhaafd.
  • Binnen de Waddenzee leidt een doorgaande versnelling van zeespiegelstijging tot verlies van intergetijdengebied. Er is een kritische waarde van snelheid van zeespiegelstijging te berekenen waarna (bij hogere snelheid van stijging) verlies van intergetijdegebieden begint. Deze waarde is per Waddenzeebekken verschillend. De grote bekkens in Westelijke Waddenzee bereiken eerder de grens dan de kleinere bekkens in de oostelijke Waddenzee.

Voor de waterveiligheid zijn de effecten van zeespiegelstijging:

  • Als de zeespiegel versneld gaat stijgen, zorgt dat ervoor dat vanaf 2050 de vervanging van grote kunstwerken zoals stormvloedkeringen en sluizen eerder aan de orde zijn.
  • Bij een zeespiegelstijging van 0,65 meter wordt spuien onder vrij verval van het IJsselmeer in de Waddenzee vrijwel onmogelijk, omdat het niveau van het meerpeil dan ook bij laagtij onder het niveau van de Waddenzee ligt.

Voor het zoetwaterbeheer zijn de effecten van zeespiegelstijging:

  • Vanaf 2050 kan een versnelde zeespiegelstijging een significante toename van de zoutindringing via de rivieren opleveren, waardoor inlaatpunten in het benedenrivierengebied vaker en langer moeten sluiten, en de noodzaak voor een meer permanente en structurele inlaat uit bovenstroomse aanvoer toeneemt. Ook kan daardoor de watervraag aan het IJsselmeer toenemen.

Waarom worden verschillende modellen gebruikt voor de bepaling van de gemiddelde zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust?

In de Zeespiegelmonitor worden de waarnemingen langs de Nederlandse kust beschreven met verschillende statistische beschrijvingen. De stijging die gemiddeld geldt over een langjarige periode hangt, onder andere, af van de gekozen periode. Er zijn verschillende databronnen voor wind waarmee de schatting van de invloed van wind in rekening zijn te brengen. Daarnaast zijn er verschillende statistische methoden mogelijk. Dit alles kan leiden tot verschillen in oordeel over het optreden van een versnelling in de zeespiegelstijging.

In de Zeespiegelmonitor worden een aantal modellen vergeleken. De huidige procedure en criteria voor modelselectie en de daaruit volgende trendbepaling zijn beschreven in Hoofdstuk 5 van de Zeespiegelmonitorrapportage uit 2018, en vastgelegd na onder meer een review van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW). In 2022 is de methodiek van de Zeespiegelmonitor geëvalueerd en bevestigd.

Welke processen spelen een rol bij zeespiegelstijging?

De wereldwijde zeespiegel wordt beïnvloed door toename van de hoeveelheid water door o.a. smeltende ijskappen en gletsjers, en veranderingen in wateropslag in grondwater, sneeuwpakketten en waterreservoirs. Daarnaast zet het volume van zeewater uit door de toename van de temperatuur.

Regionale variaties in zeespiegelstijging wordt veroorzaakt door onder andere veranderingen van zeestromingen, wind, variaties in de atmosferische drukverdeling, zwaartekracht-effecten door veranderingen in de land-ijsverdeling, regionale verandering van de zeebodem, en ruimtelijke variaties in de warmteopname.

Versnelt de stijging van de zeespiegel?

Het 6e Assessment Rapport van IPCC (AR6) laat zien dat de wereldwijde zeespiegelstijging versnelt, van ca 1.7 0.4 mm/jaar over de periode 1901 – 2018, tot 3.7 0.5 mm/jaar voor de periode 2006 – 2018.

Volgens de methode van de Zeespiegelmonitor wordt er ook langs de Nederlandse een significante toename in de stijging van de zeespiegel gedetecteerd. De methode registreert een snellere zeespiegelstijging in de laatste dertig jaar (2.9 mm/jaar) dan in de periode daarvoor (1.8 mm/jaar).

Vrijwel alle zeespiegelscenario’s (ook de scenario’s, die het KNMI publiceerde) geven aan dat de zeespiegel in de toekomst sneller gaat stijgen, met name na 2050.

Wat is de bijdrage van bodemdaling aan de relatieve zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust?

Langs de Nederlandse kust nemen we relatieve zeespiegelstijging waar. Dat is de som van de absolute zeespiegelstijging en de bodemdaling van de diepere lagen. Bodemdaling in Nederland kent ook andere componenten, die geen invloed hebben op de gemeten zeespiegelstand, zoals die in de bovenste paar meters van de ondergrond. Denk bijvoorbeeld aan inklinking van veengrond in het veenweidegebied. De Nederlandse getijdestations zijn verankerd op een diepere zandlaag. Alleen als die dalen is er een bijdrage aan de relatieve zeespiegelstijging.

Die bijdrage, van de geologische bodemdaling beneden de heipalen waarop de meetstations staan, aan de relatieve zeespiegelstijging langs de Nederlandse kust bedraagt sinds 1901 (gemiddeld over Nederland) 4.5 cm.

In de Zeespiegelmonitor is de nauwkeurigheid van de bijdrage van bodemdaling vergroot door gebruik van een historische reconstructie van de aansluiting tussen de peilbouten en het NAP.

Welke invloed hebben atmosferische omstandigheden zoals storm op de zeespiegel langs de kust?

Veel van de variatie in de lokale zeespiegelstand van jaar tot jaar is toe te schrijven aan de opstuwende kracht van stormen. De zeespiegel in Nederland is gemiddeld 4.5 cm verhoogd door storm (zgn. scheve opzet). Voor de jaarlijkse variatie in deze opzet wordt in de Zeespiegelmonitor gecorrigeerd.

Welke rol spelen de grote Antarctische en Groenlandse ijskappen bij zeespiegelstijging?

Op dit moment is de bijdrage van afsmeltend ijs van Groenland en Antarctica aan de stijging van de zeespiegel nog relatief gering. Naar verwachting zal dit aandeel onder invloed van een stijgende temperatuur in de loop van de eeuw steeds groter worden. In sommige scenario’s voor de Antarctische ijskap stijgt de zeespiegel sneller dan waar nu in de Deltascenario’s rekening mee wordt gehouden. Deze zijn onder andere gebaseerd op recente inzichten over een mogelijk versneld afbreken en afsmelten van landijs.

Ook het recente AR6 IPCC rapport presenteert een scenario onder aanname van een aantal processen die daarvoor verantwoordelijk zijn: opbreken van drijvende ijsplaten die tegendruk bieden aan afglijdend landijs, versnelling van de afstroming van ijs op plaatsen waar de geologische ondergrond dieper ligt naarmate de afstand tot de ijsrand toeneemt, en instabiliteit van steeds hoger wordende ijskliffen.

Nieuw onderzoek met numerieke modellen van de Antarctische ijskap duidt erop dat delen van deze ijskap onstabiel zijn, dan wel op korte termijn instabiel kunnen worden. Dat leidt ertoe dat deze delen versneld in zee zullen schuiven, wat kan leiden tot een sterk versnelde zeespiegelstijging. Dit mechanisme kan niet alleen in de loop van vele komende eeuwen optreden, maar manifesteert zich mogelijk al in de tweede helft van deze eeuw.

Daarnaast zijn er waarnemingen op Antarctica gedaan die in lijn zijn met de uitkomsten van deze numerieke modellen. Bovendien is het mechanisme een verklaring voor de zeer hoge zeespiegelstanden gedurende de relatief warme periode voorafgaand aan de laatste ijstijd (ongeveer 100.000 jaar geleden).

De mate waarin de zeespiegelstijging versnelt, is vooral afhankelijk van de mate van uitstoot van CO2 wereldwijd, en hoe dit doorwerkt in de opwarming van de aarde en het afsmelten van Antarctica.

Hoe worden zeespiegelscenario’s gemaakt?

De verwachtingen voor de verre toekomst zijn gebaseerd op een combinatie van waarnemingen en reconstructies, kennis over processen die bijdragen aan zeespiegelstand, en de uitkomsten van computermodellen.

Zeespiegelscenario’s zijn geen voorspellingen maar mogelijke uitkomsten als gevolg van een aantal aannames. Een aanname die zeer belangrijk is bij het opstellen van zeespiegelscenario’s is de mondiale opwarming. Die kan laag of hoog uitvallen (afhankelijk van broeikasgasemissies en de reactie van het klimaatsysteem daarop), en zal in sterke mate bepalen hoeveel het zeewater zal uitzetten, hoeveel ijs er zal smelten, en welke veranderingen er in de stromingspatronen van oceaan en atmosfeer zullen optreden.

De effecten van opwarming op de uitzetting van oceaanwater en veranderingen in de oceaan- en atmosfeercirculatie worden afgeleid uit de klimaatmodellen die ook voor het IPCC rapport en de andere grootheden van de KNMI klimaatscenario’s (neerslag, verdamping, temperatuur) worden gebruikt. De bijdragen van massaverlies van ijskappen, het effect van de zwaartekracht op de herverdeling van water, en de bijdrage van regionale bodemdaling worden apart bepaald en met elkaar gecombineerd tot zeespiegelscenario’s.

Wat zijn de belangrijkste onzekerheden in de zeespiegelprojecties?

Er zijn verschillende onzekerheden die invloed hebben op de projecties van zeespiegelstijging, namelijk:

  1. Het verloop van de concentraties broeikasgassen en andere bijdragen aan mondiale opwarming,
  2. De stijging van de temperatuur op aarde als gevolg van die emissies en bijdragen,
  3. De gevolgen van de temperatuurstijging op het uitzetten van de oceaan, en
  4. De reactie van de Groenlandse en Antarctische ijskappen op een stijgende (oceaan) temperatuur.

Er worden daarom doorgaans meerdere projecties gebruikt om een bandbreedte van mogelijke toekomstige zeespiegelstijgingen weer te geven.

Welke scenario’s worden er in het Nederlandse beleid gebruikt?

Voor het Nederlandse beleid op het gebied van onder andere waterveiligheid, waterbeheer, bodemdaling, verzilting en zeespiegelstijging wordt doorgaans uitgegaan van de Deltascenario’s. De Deltascenario’s zijn op hun beurt gebaseerd op de KNMI klimaatscenario’s.

Deze scenario’s zijn grotendeels gebaseerd op regionale en mondiale klimaatmodelsimulaties die ook in de opeenvolgende IPCC Assessment rapporten worden gebruikt. De formele zeespiegelscenario’s voor Nederland hebben in 2023 een update gekregen.

Terwijl de zeespiegel in onze omgeving al vele eeuwen stijgt is de mate van stijging voor de komende eeuw(en) nog erg onzeker en sterk afhankelijk van aangenomen wereldwijde opwarming en de mate van afsmelten van de grote ijskappen. Daarom spannen de scenario’s een brede onzekerheidsmarge op, die wordt bepaald door een gekozen percentage van de totale bandbreedte van alle gebruikte projecties.

Voor de komende decennia lopen de onder- en bovenkant van die marge nog niet ver uiteen, maar naarmate de tijd vordert neemt deze marge sterk toe.

Hoe verhoudt de gemeten zeespiegel zich ten opzichte van de IPCC en KNMI-scenario’s?

In 2006 , 2014, 2021 en 2023 heeft het KNMI scenario’s opgesteld voor de zeespiegelstijging tot het einde van deze eeuw. Deze scenario’s houden rekening met een verandering van de zeespiegel door oorzaken die nog maar in zeer beperkte mate tot uiting komen in de huidige meetreeks, waaronder een toenemende mondiale temperatuur en toenemend verlies van massa van grote ijskappen en gletsjers.

Deze scenario’s geven de mogelijke zeespiegelstijging aan bij 2°C en 4°C temperatuurstijging in 2100 met een onzekerheidsmarge. Het startpunt van deze scenario’s is het midden van het tijdvak 1985-2005 dat voor deze scenario’s als referentie werd gebruikt. De scenario’s laten alleen de zeespiegelstijging zien die is toe te schrijven aan de verandering van het watervolume en watertemperatuur van de wereldwijde oceanen. Regionale fluctuaties, veroorzaakt door stormcondities of veranderingen in het getij, zijn geen onderdeel van de KNMI scenario’s.

Wanneer waargenomen zeespiegel en scenario’s in één en dezelfde figuur worden weergegeven is zichtbaar dat de jaar-op-jaar fluctuaties die in de waarnemingen tot uiting komen niet worden weergegeven in de scenario’s. Ook zien we dat er in de meeste klimaatscenario’s een versnelling van de zeespiegelstijging in de komende decennia plaats zal vinden. Deze versnelling is afhankelijk van de aangenomen opwarming en bijdrage van de grote ijskappen.

Wat zijn Low Likelihood / High Impact scenario’s?

Low likelihood/high impact scenario’s zijn (zeespiegel)scenario’s waarvan de kans dat ze op zullen treden klein is en moeilijk te kwantificeren, maar die wel een grote (maatschappelijke) impact zullen hebben doordat de zeespiegelstijging veel groter is dan in de reguliere scenario’s.

Ze worden opgesteld onder aanname van een aantal fysische processen die leiden tot een grote versnelling van massaverlies van de Groenlandse en Antarctische ijskappen, en een zeespiegelstijging die veel sneller verloopt dan de reguliere projecties (zie ook FAQ over rol van grote ijskappen).

Waarom zijn Low Likelihood / High Impact scenario’s belangrijk voor Nederland?

Zeespiegelstijging is een onderwerp met een lange adem. Op die lange termijn is de onzekerheid van het verloop van de zeespiegelstand erg groot, maar de zeespiegelstand kan enorme consequenties hebben voor de veiligheid of zelfs bewoonbaarheid van grote delen van Nederland. Om die onzekerheid hanteerbaar te maken volgt het Nederlandse Deltaprogramma een zogenaamde Adaptieve Strategie: een lange termijn planning die zichzelf stevig kan bijsturen als de inzichten of omstandigheden wijzigen.

Hiervoor worden systematische verkenningen verricht van de houdbaarheid van de huidige strategie, en wordt voor een groot aantal locaties en kritische onderdelen (zoals de Deltawerken) gericht gezocht naar omstandigheden waar de veiligheid niet meer kan worden gegarandeerd.

In die verkenningen worden alternatieve strategieën ontworpen en getest. Maar er wordt ook rekening gehouden met het tempo waarmee zo’n nieuwe strategie kan worden geïmplementeerd, en wordt getoetst of dat tempo de snelheid van de zeespiegelstijging kan bijhouden. De tijd die nodig is om drastisch andere strategieën te volgen bestrijkt al gauw enkele tot vele decennia, en daarom is het van belang om hier tijdig een beeld van te vormen.

Zeespiegelstijging zal nog minstens een aantal eeuwen aanhouden. De Low Likelihood / High Impact scenario’s geven aan dat grote zeespiegelstijging al binnen afzienbare tijd mogelijk is. Maar ook in gematigde klimaatscenario’s kan de zeespiegel uiteindelijk met enkele meters stijgen.

Waarom is het tempo van zeespiegelstijging belangrijk voor Nederland?

Niet alleen een hogere zeespiegel heeft invloed op de waterbeheerstrategie van Nederland, ook het tempo waarmee die zeespiegelstijging zich voltrekt is van belang. Het nemen van maatregelen vergt een lange voorbereidings- en implementatietijd, en bij zeer snelle zeespiegelstijging wordt de beschikbare tijd beperkt.

De gevolgen zullen vooral na 2050 duidelijk worden. Om tijdig en met de juiste maatregelen te reageren en cruciale opties open te houden is het van belang de gevolgen, beschikbare maatregelen en waarschuwingssignalen nader te onderzoeken.

Hoe kunnen we een schatting maken van de zeespiegelstijging in de (nabije) toekomst?

Metingen van de zeespiegelstand in de toekomst zijn natuurlijk niet mogelijk. Wel kunnen schattingen worden gemaakt van de toekomstige ontwikkeling van de zeespiegel. In de Zeespiegelmonitor wordt gebruik gemaakt van de trage snelheid waarmee de gemiddelde zeespiegel stijgt, en wordt ervan uitgegaan dat de statistische bepaalde historische trend bruikbaar is als schatting voor de zeespiegel in de komende 15 jaar.

Er kan ook een analyse worden gemaakt van de belangrijkste fysische processen die een bijdrage leveren aan zeespiegelstijging. Het aantal stormen in de nabije toekomst is onvoorspelbaar, en die bijdrage kan daarom niet worden geschat. Anderzijds is het astronomisch getij heel goed voorspelbaar, en ook die leidt tot merkbare fluctuaties in de zeespiegelstand.

Ook kan een voorspelling worden gemaakt van de zeespiegelstand in de nabije toekomst op grond van de huidige warmteverdeling van de oceanen, de verwachte wereldgemiddelde en regionale temperatuur voor de nabije toekomst, en gevalideerde klimaat- en ijskapmodellen.

Naarmate de voorspelhorizon groter wordt neemt ook de onzekerheid van deze zeespiegelstand toe. Het is daarom van belang om continu te blijven monitoren en voorspellingen bij te stellen op basis van de laatste metingen en inzichten. Zo is het van belang om de grote ijskappen in de gaten te blijven houden. Meting van de huidige ijsmassa’s en tempo van massaveranderingen biedt een indicatie voor de mogelijke bijdrage van gesmolten ijs op het zeeniveau in de toekomst.

Hoeveel zeespiegelstijging kan Nederland aan?

Deze vraag is niet éénduidig te beantwoorden. In technische zin is veel mogelijk, zoals gerapporteerd in de tussenbalans van het Nederlandse Kennisprogramma Zeespiegelstijging. De bredere maatschappelijke afwegingen zijn echter complex, zoals het ruimtegebruik van de veel hogere dijken en voor het bergen en afvoeren van water waaronder de rivieren.

Overigens gaat het hier om meer dan waterveiligheid. Ook de beschikbaarheid van zoetwater met consequenties voor bijvoorbeeld landbouw, komt als gevolg van zeespiegelstijging onder druk en is niet zo maar tegen te houden met keringen. Deltares heeft verschillende studies gedaan naar mogelijke oplossingen en de bouwstenen ervan, voor aanpassen aan zeespiegelstijging.

Deze pagina delen.